Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bereikbaarheid en mobiliteit

 

Artikel 3
1
Onze Minister wijst in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de plaats van een betaalpoort op een weg, in beheer bij het Rijk, aan, en bepaalt voor welk mobiliteitstarief en voor welke rijrichting de betaalpoort is bestemd. Een aanwijzing als bedoeld in de eerste volzin heeft niet plaats indien te verwachten is dat de kosten van invordering van het desbetreffende mobiliteitstarief meer dan 20 procent van de opbrengst zullen bedragen.
2
Het bestuur van een waterschap, provinciale staten van een provincie of de raad van een gemeente wijst de plaats van een betaalpoort op een weg, in beheer bij dat openbaar lichaam, aan en bepaalt voor welk mobiliteitstarief en voor welke rijrichting de betaalpoort is bestemd. De aanwijzing behoeft de goedkeuring van de in het eerste lid genoemde ministers. De goedkeuring wordt geweigerd, indien:
a
de plaats van de betaalpoort niet voldoet aan artikel 14, onderscheidenlijk artikel 22, eerste lid;
b
te verwachten is dat de kosten van invordering van het desbetreffende mobiliteitstarief meer dan 20 procent van de opbrengst zullen bedragen, of
c
de aanwijzing van de betaalpoort naar verwachting ongewenste gevolgen heeft voor het gebruik van wegen die in dezelfde verbinding voorzien als de weg waarop de plaats voor de betaalpoort is aangewezen, of die in het verlengde zijn gelegen van de weg waarop de plaats voor de betaalpoort is aangewezen.
3
Onze Minister zendt het ontwerp van een besluit als bedoeld in het eerste lid, alsmede een besluit als bedoeld in het eerste lid onverwijld toe aan de beide kamers der Staten-Generaal.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •